Een schitterende hardlooptrail in het zuiden van Frankrijk: le Verdon Canyon Challenge
In de Haute-Provence, ca 60 km ten noordoosten van Marseille wordt een schitterende hardlooptrail gehouden: Verdon Canyon Challenge. Het is een loopevenement over drie afstanden: een 33 km, een 50 km en een 100 km. De Challenge wordt gehouden in het stroomgebied van het riviertje le Verdon en aan de noordoostzijde van het stuwmeer Lac de Ste. Croix, waar de Verdon in uitmondt. Het stroomgebied van de Verdon is in een kalksteengebied, waar de Verdon in de loop van miljoenen jaren een diepe kloof met loodrechte rotswanden heeft uitgesleten over een lengte van ca 30 km. De kloof is het grootste canyongebied van Europa. De Verdon ligt ca 400 meter lager dan het kalksteenplateau. Diverse plaatsen aan de rand van de canyon bieden een spectaculair uitzicht op het nietige riviertje dat zo ver beneden tussen de steile rotswanden kronkelt. Het water van de Verdon heeft de typisch blauwgroene kleur van rivierwater dat uit een kalksteengebied stroomt en waarin kalk is opgelost.
Roadrunner Gustavo Lima en ik gingen deze Challenge doen en dit loopevenement is voor de deelnemer in meerdere opzichten een echte uitdaging. Gezien de door ons opgedane ervaringen begrijp ik nu goed waarom de deelnamereglementen zo strikt zijn. Zo moet een deelnemer beschikken over een recente gezondheidsverklaring van een arts en over een voorgeschreven loopuitrusting. Deze bestaat uit: een rugzak/camelbak met een minimale watervoorraad van twee liter, een overlevingsdeken, een warm stuk kledingstuk voor de nacht, een hoofdlamp met een set reservebatterijen, een pet, een werkende mobiele telefoon, een fluit, een basisvoedselvoorraad, een beker, verbandtape en een identiteitsbewijs. Op het parcours liggen negen verzorgingsposten op een afstand van 9 tot13 km van elkaar. De minimale loopsnelheid van een loper is 4 km per uur. Dat lijkt weinig maar hierin is ook de tijd inbegrepen van rust- en eetpauzes en eventuele omloopkilometers vanwege verdwalen. Ook kost het beklimmen van de rotswanden en het afdalen via steile bergpaadjes vol met stenen de nodige tijd. Helemaal als dit in de nacht moet gebeuren.
Op zaterdagavond om even na half elf hadden we ons volledig geïnstalleerd op de camping l ‘Aigle net buiten het dorpje Aiguines en hadden we even tijd voor een laatste drankje. Het was heerlijk rustig. Het enige dat we hoorden, waren de krekels in het gras en zo en dan wat gedempte stemmen van andere campinggasten. In het westen was nog een lichte schemering zichtbaar en in het zwakke schijnsel van een stormlantaarn op tafel maakten we de uitrusting van onze rugzakken compleet. Ik besloot nog een uurtje te gaan liggen in de tent want om 1.00 uur was het ontbijt voor de 100 km-lopers.
Om 1.00 uur piepte het alarm van m’n horloge en moest ik eruit. Het was buiten nog aangenaam warm. Ik schat zo’n 18 -19 graden. De weersvooruitzichten voor de komende twee dagen waren gunstig: droog, zonnig en ca 27 – 30 graden. Maar was dit ook gunstig om daarin te hardlopen? Het meest beducht was ik voor de zon. Wat voor impact zou een indringend schijnende zon op me hebben? Zou de koperen ploert me vellen? Zou ik kunnen voorkomen dat m’n huid verbranden, ook als ik me meermaals zou insmeren met factor 30? Zweetdruppels op de huid fungeren immers als een vergrootglas. Verder was ik toch enigszins bezorgd of ik binnen de tijdslimiet zou kunnen blijven. Tot dusver was ik voor een 100 km-loopevenement niet langer dan 15.40 uur in touw geweest. Dat was voor Limburgs Zwaarste van april dit jaar. Nu zou ik waarschijnlijk gedurende een dubbel urenaantal daarvan onderweg zijn. Ook maakte ik me zorgen over het parcours. Hoe moeilijk zou die zijn? Gelukkig had ik trailschoenen aan met zware profielzolen, maar dit werd de eerste echte vuurdoop voor ze. Het waren allemaal vragen die door m’n hoofd spookten en waarop ik nog geen antwoord had. Na het ontbijt maakte ik nog een fotorondje door een sfeervol verlicht Aiguines en keerde naar de startlocatie terug. Daar ontmoette ik twee deelnemers uit België die net als ik voor het eerst deelnamen aan deze race. Voor het overige heb ik geen deelnemers uit Nederland of België waargenomen.
Om 3.00 uur klonk het startschot en kwam de groep van 250 lopers in beweging. Het was een fraai gezicht al die lopers met een blauwachtig licht van led-lampen op hun voorhoofd. Vrijwel direct na de start ging het parcours over een afstand van 5 km 700 meter omhoog. Dat betekende voor mij vrijwel direct veel wandelen. Wat kun je van een Hollandse polderjongen verwachten? Gedurende de eerste etappe heb ik wel zo veel mogelijk aansluiting gehouden met de groep waarin ik liep. Achteraf was dat geen wijs besluit. Ik liep namelijk iets boven m’n macht. De quadriceps in m’n benen meldden zich al rap tijdens de daarop volgende steile afdaling. Na de eerste verzorgingspost besloot ik daarom geheel op eigen gelegenheid verder te gaan. Het was half vijf in de ochtend en al dermate licht geworden dat een looplamp niet meer nodig was. Het lopen was een fantastische ervaring. Overal om me heen zongen de vogels en ik liep daar geheel in m’n uppie, in de vrije natuur in een prachtige bergachtige omgeving met frisgroene bomen en uitbundig bloeiende bremstruiken.
De tweede etappe is een van de mooiste etappes. De lopers dalen af naar de Verdon over een moeilijk parcours. Het pad is steil en zo nu en dan zijn handen en voeten nodig om veilig te kunnen afdalen. Ook was het zaak om goed te kijken waar ik m’n voeten zette want overal lagen keien. Een ernstige verzwikking en het was einde oefening. De beloning van de afdaling was groot. Ik liep nu rakelings dicht langs een wild stromende Verdon. Voordat ik aan de afdaling begon las ik op een waarschuwingsbord dat bezoekers van de kloof erop bedacht moeten zijn dat het waterpeil razendsnel kan stijgen vanwege waterdoorlatingen van een waterkrachtcentrale even verder stroomopwaarts. H’m, ik ging ervan uit dat de wedstrijdleiding toch wel e.e.a. afgestemd zou hebben met Electricité de France.Het pad bij de rivierbedding was sensationeel grillig.
Diverse keren moest ik met behulp van een stalen kabel in de rotswand onder overhangende rotsen en langs woest kolkend water verder zien te komen. Maar mensen, wat een sensatie! Dit was pas een trail! Ik heb hier juweeltjes van foto’s geschoten: dieptefoto’s van de blauwgroene Verdon, van steile rotswanden, nauwe doorgangen, steile passages waar hulpmiddelen als staalkabels en ladders de lopers verder hielpen. In de tweede etappe ben ik met een groepje lopers een paar kilometer verkeerd gelopen doordat we een brug waren overgestoken. De routekaart was op dit punt niet erg helder. Maar goed, het hoort er allemaal bij en het verscherpt je aandacht voor het correct volgen van de bewegwijzering.
De derde en de vierde etappe waren fraai vanwege het uitzicht dat je als loper krijgt over het blauwgroene meer Lac de Ste. Croix. Inmiddels was het behoorlijk warm geworden en werd ik ook herhaaldelijk gepasseerd door de deelnemers van de 50 km-trail. Maar wat liepen zij hard! Ik had het idee dat ik stil stond. Het waren merkbaar geoefende lopers met kennelijk stalen enkels want zij stormden haast blindelings naar beneden. Halverwege de derde etappe passeerde ik de monding van de Verdon in het meer. Daar aangekomen zag ik een drukte van belang op, in en boven het water. Er zaten mensen in kajaks en waterfietsen of vlogen door de lucht in ultralichte motorvliegtuigjes. Ook zag ik zwemmers in de Verdon. Van een van hen heb ik een fraaie plaat kunnen schieten toen hij van 10 – 15 meter hoogte een duik nam vanaf een uitstekende rots.
Aan het begin van de vijfde, (13,6 km lange) etappe wordt de loper onthaald op een spectaculair uitzicht op de Verdon die door een smalle kloof komt aangekronkeld. Dit waren de echte Gorges du Verdon. Het was inmiddels vier uur in de middag geworden en ik bemerkte dat de hitte vat op me begon te krijgen. M’n energieniveau was laag, m’n benen waren superstijf en ik had behoefte aan slaap. Ik besloot het nuttige met het aangename te verenigen en besloot m’n zak met dadels aan te spreken, een liter water te drinken en onder struikgewas een hazenslaapje te doen van een half uur. Dat was een gouden zet want ik herstelde enorm. Ik werd even voordat m’n alarm zou afgaan gewekt door twee lopers. Het was een oudere deelnemer van de 100 km met direct daarachter een man in een oranje hesje. Deze man was een medewerker van de wedstrijdorganisatie en fungeerde als bezemwagen. Hij keek me onderzoekend aan en vroeg of alles in orde was. “Qui, monsieur. J’avait sommeil c’est pourquoi j’ai dormi un peu”, antwoordde ik. Ik maakte me weer gereed om te gaan lopen en samen liepen we verder. De andere loper kwamen we enkele minuten later weer tegen. Hij zat uitgeblust op een rots en het zag er naar uit dat het einde oefening voor hem was. Het was half negen toen ik bij de vijfde verzorgingspost aankwam. Daar heb ik uitgebreid gegeten van allerlei broodjes en hartig beleg zoals worst en soep in de vorm van zoute bouillon. Ook de camembert viel bij mij goed in de smaak. Gedurende de dag had ik veel getranspireerd en veel mineralen uitgezweet. Dat moest weer op enige manier worden aangevuld. Bij deze verzorgingspost lag m’n tas met daarin een loopshirt met lange mouwen. Ik vroeg de medewerkers of het de komende nacht droog zou blijven, want er waren opeens donkergrijze wolken in de lucht verschenen. ‘Normalement il n’est pleut pas dans la nuit’, kreeg ik als antwoord. Ik besloot de gok erop te wagen en bleef in m’n t-shirt met korte mouwen lopen.
Tijdens de zesde etappe liepen twee medewerkers van de organisatie met mij mee. Zij fungeerden gedurende deze etappe als bezemwagen en ruimden al lopend alle bewegwijzering op. Deze bestond uit rood-wit plastic lint en rode kunststof kaarten met reflectiestrepen. Zij hadden eveneens felgekleurde oranje hesjes aan en stonden met een mobilofoon in nauw contact met de wedstrijdleiding en gaven door dat ‘numéro treize est le dernier coureur’. Hoewel ik een startnummer was toebedeeld waaraan weinig geluk wordt toegeschreven, was deze nummer 13 vastbesloten om het einde te halen. Ik lag volgens het tijdschema nog ca tweeënhalf uur voor op de laatste doorkomsttijd om als loper nog door te mogen gaan. De twee medewerkers -Jean-Marc en Guillaume- waren gemoedelijke kerels. Ik kon een aardig gesprek met ze voeren. Dat Jean-Marc meeliep, verbaasde me eigenlijk want hij had een nogal zwaar postuur. Maar toch kon hij soepeltjes uit de voeten. Guillaume had een echt loperspostuur en afgetrainde benen. Hij liep evenwel uitsluitend korte afstanden (maximaal 10 km) omdat hij anders knieklachten kreeg. Tijdens het lopen zongen Guillaume en Jean-Marc diverse Franse volksliedjes zoals “Sur le pont d’Avignon, on y danse, on y danse” (etc.). Tsja, met twee brave huisvaders om me heen (de een had vier koters en de ander twee) kon ik het wel plaatsen. Op een gegeven moment zei Guillaume dat hij wilde varkens hoorde. “Ont-il des jeunes?” (Hebben ze jongen?) wilde ik weten. “Non”, zei Guillaume. Ik was blij om dit te horen want een zeug met jongen kan agressief worden en plots tot de aanval overgaan. Om elf uur in de nacht kwam ik bij verzorgingspost zes aan. Het was een witte camper midden in het bos met een aantal tafels, een stroomgenerator en een felle lamp. “Voulez-vous continuer ou arrêter?” (Wilt u doorgaan of stoppen?) vroeg een medewerkster aan mij. Ik was verbaasd. Zo slecht ging het toch niet met mij? Ik kreeg weer volop te eten. De koffie en de soep deden me goed. Ik vroeg hoeveel tijd voorbij was gegaan nadat de laatste loper voor mij was vertrokken. Dat was ruim veertig minuten. Oei! Dan lag ik nu wel ver achter in het deelnemersveld. Maar volgens de tijdtabel hoefde ik me vooralsnog nergens zorgen over te maken.
De zevende etappe was ook bijzonder. Moederziel alleen liep ik in een stikdonker bos in een voor mij volkomen vreemde streek. Ik voelde me wat ongemakkelijk en kwetsbaar. Wat nu als mij iets zou overkomen? Niemand die me zou kunnen helpen want er waren geen lopers meer achter mij. Ook was ik buiten het bereik van de organisatie want de bospaden waarover ik nu liep, waren niet met de auto begaanbaar. Stel dat ik nu wel een wild zwijn met jongen tegenkom. Al dat soort gedachten dwaalden door mijn hoofd. Plotseling zag ik op een afstand van ca 20 meter voor me op een meter hoogte twee groene ogen mij aandachtig aanstaren. De ogen reflecteerden in m’n hoofdlamp. Voor het overige zag ik niets van het beest. Ik schrok. Wat zou dat kunnen zijn? Het bleek een ree te zijn want even later zag ik een zwarte schim elegant wegspringen. Ik voelde me opgelucht dat het slechts een ongevaarlijk beest was. Tijdens deze etappe werd ik met een andere moeilijkheid geconfronteerd: mistbanken. Deze waren uiterst hinderlijk want de waterdruppels reflecteerden zo erg in het licht van m’n hoofdlamp dat ik maar twee-drie meter vooruit kon kijken. Dat werd spoorzoeken. Gelukkig had de organisatie op de route redelijk veel reflecterende borden opgehangen die van grote afstand zichtbaar waren. Maar in de mist heb ik een keer op een plek gestaan waar ik werkelijk geen chocola meer van kon maken hoe de route verder liep. Met behulp van voetsporen in het zand en platgelopen gras kon ik op een gegeven moment weer op het juiste spoor komen. Ergens had dit wel wat. Een loper wordt zo ook uitgedaagd in zijn spoorzoekkwaliteiten. Deze Verdon Challenge was een echte uitdaging in meerdere opzichten.
Op een gegeven moment liep ik boven op een berg. De lucht was grotendeels onbewolkt. Ik zag twinkelende sterren en een kaasgele, halfvolle maan die het landschap flauw bescheen. Rechts zag ik in de verte het meer Lac de Ste. Croix glinsteren in het maanlicht en wat oranje lichtjes van dorpen in de omgeving. Plots zag ik op ca een kilometer afstand voor me twee blauwe lichtjes in het donker. Dat zouden de laatste lopers voor mij zijn. Dat was een opsteker! Het maakte een zeker jachtinstinct in mij wakker. Ik voelde me als een roofdier dat op jacht was naar zijn prooi. Maar hoeveel tijd voorsprong hadden deze lopers op mij? Zeker geen veertig minuten. Maar het was moeizaam om boven op de berg de route te volgen. Er groeide veel manshoge struiken die me het zicht benamen en op de kale rotsachtige bodem waren geen herkenbare sporen van paden te vinden zoals in een dicht bos. Ook hier heb ik even lopen dwalen. Uiteindelijk kwam ik weer in een bos terecht en moest een andere moeilijkheid overwinnen: een steile afdaling, al slalommend tussen de bomen en waarbij het pad liep over rotsen en bezaaid was met losse stenen. Met uiterste concentratie heb ik de afdaling genomen, vastbesloten om heelhuids beneden te komen. Het moeilijkste punt was bij een kloof met een overhellende rots en waar het looppad over een lengte van 5 meter was teruggebracht tot een smal richeltje van nog geen 10 cm breed en waar een stalen kabel aan de rotswand was bevestigd. Ik heb hier enkele minuten gestaan om te overwegen hoe ik deze hindernis moest nemen. Links van het pad was een plat stuk rots van ca anderhalve meter hoogte, maar waar ik met m’n stijve benen met geen mogelijkheid bovenop zou kunnen klauteren. Rechts van het richeltje zag ik niets anders dan een zwart gat. Ik vermoedde wel wat dat betekende, maar wilde het liever niet weten. Ik verzamelde al mijn moed en ging heel voorzichtig de richel over. Goddank! Alles ging goed. Ik was inmiddels al 24 uur in touw, maar was vanwege de vele hindernissen superscherp. Een heel bijzondere gewaarwording. Zo kende ik mezelf nog niet maar het gaf me buitengewoon veel voldoening. Kort na deze hachelijke passage zag ik weer de twee blauwe lichtjes voor me. Ditmaal scheen het of ze naderbij kwamen. Dat was werkelijk het geval. Het waren twee Françaises waarvan een zich had geblesseerd en nu terug wilde naar de laatste verzorgingspost. Ik raadde hen aan dat het beste zou zijn om de wedstrijdleiding te bellen want de laatste verzorgingspost (nr. 6) zou na mijn passage als laatste loper vast al opgeruimd zijn. Dat deden zij ook. Verzorgingspost nummer zeven kwam kort daarna. Ik voelde een zekere euforie in mij. Het grootste gedeelte van de race had ik inmiddels gedaan en de Bark was nog steeds in de race. En alles ging nog prima!
Gedurende de achtste etappe zag ik de eerste tekenen van de dageraad. In het oosten begon het licht te gloren en vogels begonnen te zingen. Ik liep weer in het canyongebied en was verrukt om dit allemaal mee te maken. Wat kan een mens met weinig toch gelukkig zijn! Ik liep nu op een smal pad halverwege de canyonkloof langs de afgrond. Ik liep geregeld beschut onder overhellende rotswanden en moest nieuwe typen hindernissen nemen. Het parcours was sterk stijgend. Een paar meter recht boven mij zag ik een reflectiebord en meende dat ik geacht werd over deze rotshelling recht omhoog te kruipen zonder dat er hulpmiddelen waren in de vorm van stalen kabels of ladders. Ik zag aan de begroeiing op de rotswand dat over deze plek al eerder was gekropen. Dat verbaasde mij gezien de hulpmiddelen in de voorgaande etappes. Heel voorzichtig ging ik te werk. Het lukte. Eenmaal bij dat reflectiebord aangekomen zag ik schuin beneden op een afstand ca 20 meter een roodwit plastic strip aan een tak hangen. Sufferd! Je had niet hoeven te kruipen. Er liep wel een pad, maar deze was alleen niet zo zichtbaar. Deze passage bleek de laatste moeilijke passage te zijn. Nu liep ik over paden door de bossen, over puinhellingen en belandde zelfs even weer in de bewoonde wereld want ik kruiste een asfaltweg. Dat keurige asfalt deed haast onwerkelijk aan na mijn nachtelijke zwerftocht door de kloof met al zijn hindernissen. Volgens mijn routekaart kon controlepost acht toch niet meer zo ver weg zijn. Het waterreservoir van m’n camelbak had ik kort tevoren leeggedronken en had een sterke behoefte aan aanvullend vocht. Of het de wens was die vader was van de gedachte óf de opgekomen moeheid, maar ik begon dingen te zien die er niet waren. Bij herhaling meende ik in de verte tussen de bomen een witte camper te zien met mensen en tafels vol met proviand. Maar elke keer als ik dichterbij kwam bleek het om een grote witte rots te gaan. En elke keer was de teleurstelling groot. Gelukkig had ik wel het besef dat ik hallucineerde en dat ik blij moest zijn dat het niet eerder in deze etappe was gebeurd. Uiteindelijk kwam ik bij een camper terecht met tafels waarop proviand was uitgestald. Er stond een uitgelaten groepje Fransen bij dat zeer behulpzaam was bij het verstrekken van proviand. Ik vroeg hen of zij een bord hadden met daarop “Ravitaillement 8” (Verzorgingspost 8). Van vrijwel elke verzorgingspost had ik namelijk een foto van me laten maken met zo’n bord om daarmee m’n vorderingen in de race te kunnen vastleggen. Verrassenderwijs beschikten zij niet over zo’n bord, maar pakten een groot stuk papier waarop ze met de pen een grote acht schreven en hielden dat breed lachend voor zich. Het werd een heel sympathieke en aandoenlijke foto. Na een hartelijk afscheid vervolgde ik m’n weg.
Het vervolg van de achtste etappe was ook bijzonder. Ik liep nu hoog aan de rand van de canyon waarbij de canyonkloof geheel gevuld was met wolken. Het deed me denken aan wintersportvakanties waarbij je als skiër boven op een heldere bergtop staat met uitzicht op de met wolken gevulde dalen. De route ging nu naar beneden en kwam zelfs bij de Verdon uit. Gelukkig was het parcours niet al te steil. Op een gegeven moment kwam ik bij de boogbrug terecht die ik in de tweede etappe ten onrechte was overgestoken. Ik was verrast. Ik was nu weer op bekend terrein. De verrassing werd nog groter toen ik de overzijde van de canyon had beklommen en daar Ravitaillement 8 tegen kwam. Het was nu nog slechts 16 kilometer tot aan de finish. Tussen de medewerkers bij deze verzorgingspost rees echter onenigheid of ik nog wel door zou mogen lopen. Een van de medewerkers belde daarop de wedstrijdleiding om daarover uitsluitsel te krijgen en die gaf een positief antwoord. De onenigheid verbaasde mij eigenlijk want volgens m’n doorkomsttijdentabel had ik nog bijna vier uur de tijd om te finishen.
De korte negende etappe van nog geen zeven kilometer had iets van thuiskomen. Dit gedeelte had ik namelijk al bij daglicht eens in tegengestelde richting gelopen. Ik had zelfs de energie om te rennen en begon te dribbelen. Dat ging prima! Voor mij had dit als voordeel dat ik hiermee een tijdwinst kon opbouwen. Als ik alles zou wandelen dan zou ik slechts een tijdsmarge overhouden van een kwartier tot hooguit een half uur. Om half drie ’s middags zou de finish gesloten worden. M’n beslissing om te rennen was een goede. Nog geen half uur later was ik bij de laatste verzorgingspost.
De tiende etappe (slotetappe) was een zware etappe. Ik moest bijna een kilometer stijgen over een afstand van nog geen acht kilometer. Weer liepen twee Fransen als bezemwagen en als wegwijzeropruimer met me mee. Het lange stijgen vergde veel van m’n benen en ze sloegen weer dicht. Jammer! Boven op de top van de berg was weer een fantastisch uitzicht over het landschap en het canyongebied. Daar heb ik weer wereldplaten kunnen schieten. Ik passeerde zelfs nog een andere deelnemer van de 100 km, maar vanwege mijn fotografeeractiviteiten is hij uiteindelijk mij toch nog voor gebleven. De lange afdaling naar Aiguines viel me zwaar. Deze was weliswaar niet zo lang als de klim omhoog, maar met compleet vastzittende quadriceps was het een crime. Ik geneerde me een beetje voor de Fransen, maar gelukkig hadden ze begrip voor m’n fysieke gesteldheid. De laatste paar honderd meter voor de finish zette ik een eindsprint in en kwam om 13.12 uur over de finish. Dat wil zeggen nog ruim vijf kwartier voor sluiting. Ik was ruim 34 uur en 12 minuten onderweg geweest. Ter vergelijking: de eerste deelnemer kwam met een tijd van 17:15:34 over de finish. Bij de finish zijn een paar fraaie platen gemaakt van een zielsgelukkige en opgeluchte Bark die zijn missie succesvol had volbracht.
Gustavo was ook bij m’n finish aanwezig. Ik had hem bij de negende verzorgingspost opgebeld om door te geven omstreeks hoe laat ik verwachtte te finishen. Gustavo was er getuige van dat ik even een emotionele piek kreeg. M’n keel was dichtgeschroefd en had m’n stem even niet helemaal meer onder controle. Voor een nogal Angelsaksisch ingesteld persoon als ik, die het liefst alle emoties als privézaken wegstop, was dit toch wel bijzonder. Dit had ik nog niet eerder meegemaakt. Maar ja, er was wel wat gebeurd gedurende de voorgaande 34 uur. Ik had twee nachten doorgehaald zonder te slapen, de hitte van twee dagen doorstaan, uiteenlopende hindernissen moeten overwinnen en had me wel op honderdduizend losliggende stenen lelijk kunnen verzwikken en had ook op diverse plekken in de diepte kunnen verdwijnen. Dat alles toch goed was gegaan, was haast een wonder. Deze gedachten flitsen allemaal door m’n hoofd en lieten me niet onberoerd. Waar ik ook heel blij om was, was dat ik me heb kunnen testen hoe bedrijfszeker m’n lichaam en geest zijn en hoe ik me houd onder een lange duurinspanning. In september 2014 wil ik m’n ultieme loop -de 246 km lange Spartathlon van Athene naar Sparta doen- en daarvoor krijgen de deelnemers 36 uur de tijd. Met de Verdon Canyon Challenge heb ik een prachtig meetmoment gehad en het testresultaat is vooralsnog bemoedigend.
Ook voor Gustavo was de Verdon Canyon Challenge over 33 km een groot succes. Hij had zijn race succesvol volbracht en had zelfs met een groep andere lopers nog 15 kilometers extra gelopen vanwege een verdwaling. Dit maakt zijn prestatie des te bewonderingswaardiger omdat hij eerder nog niet meer dan 15 kilometer had gelopen. In wezen is de prestatie van Gustavo nog groter dan die van mij. Ik heb een 100 km-afstand al vier keer eerder succesvol volbracht, alleen niet op zo’n zwaar parcours als bij de Verdon Canyon Challenge. Gustavo was nu van een korteafstandsloper plotseling ultraloper geworden en wel op een zeer zwaar parcours. Chapeau Gustavo! Ook heeft Gustavo van zijn loop fraaie foto’s en video-opnames gemaakt en heeft zodoende een prachtige herinnering aan een van de schitterendste trails door een van de markantste landschappen in Europa.
Kort na m’n finish dronken we op het uitzichtterras van onze camping een biertje. Dat is een vaste traditie voor mij na een lange loop. En wat smaakt dat vocht dan toch goddelijk! ’s Avonds maakten we een rit met de auto langs de Verdon Canyon om deze in de ondergaande zon te kunnen aanschouwen. Heel fraai allemaal. Daarna streken we neer in een restaurant voor een afsluitend etentje van deze trip. De foto die de ober van ons nam, drukt alles uit wat in dat weekend was gebeurd. Je ziet twee heel blije maar vermoeide koppies. We hebben het allebei behoorlijk voor onze kiezen gekregen, maar we hebben allebei doorgezet en hebben zodoende succesvol de eindstreep behaald. Een heerlijk en onvergetelijk weekend in La Douce France viel ons ten deel.
Volgend jaar ben ik zeker weer van de partij en hoop dan de 100 km in een wat korter tijdsbestek te kunnen afleggen, want nu ben ik enigszins bekend met het parcours. De organisatie en alle medewerkers van de Verdon Canyon Trail wil ik langs deze weg hartelijk bedanken voor de goede organisatie en de prettige sfeer: “Grand merci pour tout et au revoir à l’an prochain!”
Raymond
Tags: Trails, Ultralopen